Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen kaders biedt op het gebied van staatssteunregels en -procedures;
Overwegende dat Provinciale Staten op 9 december 2011 het statenvoorstel “Sportplan Brabant 2016” hebben vastgesteld;
Overwegende dat het “Sportplan Brabant 2016” een katalysator is voor de economische, sociale en ruimtelijke ontwikkeling van Brabant en daarmee een bijdrage levert aan de ambities van de Agenda van Brabant, waarbinnen een onderscheidend vestigings- en leefklimaat en een krachtige regionale identiteit centraal staan;
Overwegende dat de provincie wil bijdragen aan het op nationaal niveau opgestelde Olympisch Plan 2028 door in 2016 het sportklimaat in de provincie Noord-Brabant op olympisch niveau te hebben;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten zich daarbij specifiek richten op accommodaties voor topsportwedstrijden en -evenementen, accommodaties voor topsporttraining, fieldlabs voor topsportonderzoek, topsport en onderwijs, ontwikkeling van sporttalenten, gehandicaptensport en breedtesport voor bijzondere groepen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 13 december 2011 de Subsidieregeling sport Noord-Brabant 2011-2016 hebben vastgesteld;
Overwegende dat Provinciale Staten op 12 oktober 2012 de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het Kader financieel beheer rijkssubsidies zijn geïmplementeerd, alsmede een algehele actualisatie is doorgevoerd;
Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling sport Noord-Brabant 2011-2016 aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Algemeen
Aanleiding
Op 9 december 2011 hebben Provinciale Staten het statenvoorstel Sportplan Brabant 2016 vastgesteld. Met het Sportplan Brabant 2016 wil de provincie investeren in een regio waar mensen graag willen wonen en bedrijven zich willen vestigen. Een bruisend leef- en vestigingsklimaat is immers een belangrijke voorwaarde om tot de Europese top van kennis- en innovatieregio’s te behoren. Vanuit het Sportplan investeert de provincie enerzijds rechtstreeks in de sportsector en brengt zij anderzijds verbindingen tussen sport en maatschappelijke domeinen als economie, zorg en cultuur tot stand.
Samenwerking is de basis van het Sportplan. De provincie wil dat sportverenigingen, Brabanders, overheden, bedrijven en onderwijs elkaar kunnen vinden, helpen en versterken. Daarom helpt ze netwerken te vormen en geeft ze financiële steun bij het ontwikkelen van topsportaccommodaties, topsportevenementen, sporttalent, gehandicaptensport en bijzondere breedtesport (de “4 pijlers” uit het statenvoorstel).
De provinciale sponsorregeling biedt mogelijkheden voor investeringen in topsportevenementen. Belangrijke doelstellingen van deze investeringen zijn het op de kaart zetten van Brabant als sportprovincie en het realiseren van meer bezoekers, een groter mediabereik en een meer omvangrijke economische spin-off. Om projecten die passen in de andere 3 pijlers van het sportplan financieel te kunnen ondersteunen, is de Subsidieregeling sport Noord-Brabant 2013-2016 opgesteld.
Doelstelling van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel om de beschikbare middelen vanuit het investeringsvoorstel voor de versterking van de sportinfrastructuur gericht in te kunnen zetten. Met behulp van de subsidieregeling willen we onder andere bereiken dat:
- meer Brabanders in staat zijn om te sporten;
- de maatschappelijke spin-off van sport in de vorm van een meer gezonde leefstijl door bewegen en grotere sociale cohesie, wordt vergroot;
- Brabant nationaal en internationaal als sportprovincie op de kaart staat;
- burgers, sportorganisaties en bedrijfsleven meer tevreden zijn over de Brabantse sportinfrastructuur en dat topaccommodaties extra kleur geven aan buurt, stad en regio door hun functie als ‘landmark’ en hun maatschappelijke functie;
- topsporttalenten meer tevreden zijn over de mogelijkheden om onderwijs en topsport te combineren en over het aanbod en de kwaliteit van (individuele) begeleiding.
De subsidieregeling
Het Sportplan Brabant 2016 is in deze subsidieregeling nader uitgewerkt voor de volgende drie pijlers:
1. topsportaccommodaties,
2. de ontwikkeling van sporttalenten,
3. gehandicaptensport en breedtesport voor bijzondere groepen.
Onder de eerste pijler vallen subsidies voor sportaccommodaties voor topsportevenementen en -wedstrijden (paragraaf 2), sportaccommodaties voor topsporttraining (paragraaf 3) en fieldlabs voor topsportonderzoek (paragraaf 4). Bij het bouwen, verbouwen, inrichten en herinrichten van deze sportaccommodaties en fieldlabs kiest de provincie Noord-Brabant voor aansluiting bij zeven kernsporten: wielrennen, hockey, voetbal, hippische sport, zwemmen, turnen en atletiek. Ten aanzien van de kernsport voetbal is in de regeling opgenomen dat geen subsidie wordt verstrekt voor projecten die betrekking hebben op voetbalstadions of andere sportaccommodaties voor betaald voetbal organisaties.
Onder de tweede pijler valt de ontwikkeling van sporttalenten (paragraaf 5 en 6). De provincie wil investeren in het ontwikkelen, binnenhalen en behouden van talenten. Het gaat hierbij om het ondersteunen van sporttalenten uit een topsportprogramma die bijvoorbeeld trainen bij een Centrum voor Topsport en Onderwijs of een regionaal talentencentrum. De aanwezigheid van toptalenten in de regio is een belangrijke factor bij het binnenhalen van (inter)nationaal toonaangevende sportevenementen. Dankzij hen is Brabant bijvoorbeeld een geziene zwem-, hockey- en paardensportprovincie en een voorbeeld voor de breedtesportontwikkeling.
Onder de derde pijler vallen gehandicaptensport (paragraaf 7) en breedtesport voor bijzondere groepen (paragraaf 8). In beide paragrafen staat de stimulering van activiteiten die gericht zijn op sportdeelname centraal. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om projecten m.b.t. het inrichten van sportloketten, deskundigheidsbevordering of het aanbieden van sportactiviteiten zelf.
Met deze projecten wordt tevens de verbinding gelegd tussen top- en breedtesport. Hoewel breedtesport primair de verantwoordelijkheid is en blijft van de Brabantse gemeenten, willen Gedeputeerde Staten voor bepaalde doelgroepen sport inzetten als een brug tussen culturen en generaties. In paragraaf 8 is daarom subsidie mogelijk gemaakt voor sportprojecten voor verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld jongeren met gedragsproblemen, kinderen met obesitas, senioren en chronisch zieken.
Ten aanzien van de projecten in paragraaf 5 tot en met 8 gelden specifieke juridische kaders m.b.t. ‘Diensten van algemeen economisch belang’ (DAEB). Indien een aanvraag leidt tot de verlening van een subsidiebeschikking, wordt tevens een DAEB-beschikking genomen door Gedeputeerde Staten, waarbij de aanvrager wordt belast met de verantwoordelijkheid voor het beheer van de activiteit als DAEB. Ter uitvoering van de DAEB verstrekken Gedeputeerde Staten de benodigde compensatie door het verlenen van subsidie op grond van onderhavige regeling. Omdat subsidie wordt verleend voor de uitvoering van een DAEB, behoeft deze subsidie niet bij de Europese Commissie te worden gemeld.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Naast de Asv en de Awb biedt ook het Besluit (EU) nr. 2012/21/EU van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PB L 7/3 van 11 januari 2012) kaders op het gebied van staatssteunregels en -procedures. Deze kaders zijn relevant voor de paragrafen 5 tot en met 8 van deze regeling.
DAEB zijn diensten die worden verricht door een ‘entiteit’ die bij het verrichten van deze dienst als ‘onderneming’ in de zin van het Europees recht valt aan te merken. Een ‘onderneming’ wordt gedefinieerd als “iedere entiteit die een economische activiteit (het aanbieden van goederen en diensten op een markt) uitoefent”. Een DAEB onderscheidt zich van reguliere economische activiteiten omdat er een publiek (algemeen) belang mee gemoeid is waarin door de markt niet, onvoldoende of op onjuiste wijze wordt voorzien. Kort gezegd: een DAEB zou niet of op voor de overheid onbevredigende wijze worden uitgevoerd als de overheid niet zou ingrijpen (‘marktfalen’). De overheid hecht zo veel belang aan bijvoorbeeld de beschikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van dergelijke activiteiten dat ze als het ware wil garanderen (via ‘overheidssturing’ of ‘specifiek overheidsingrijpen’) dat deze activiteiten op haar voorwaarden worden aangeboden. Daarmee onderscheidt deze dienst zich van andere, reguliere economische activiteiten.
Artikelsgewijs
§ 2 en §3 Sportaccommodaties voor topsportwedstrijden of topsportevenementen en sportaccommodaties voor topsporttraining
Artikelen 2.3 en 3.3 Weigeringsgronden
Onder a Minder dan € 25.000
Subsidie kan slechts eenmalig worden verstrekt aan een aanvrager voor een topsportaccommodatie (bij art. 3.3 is dat een topsportaccommodatie voor trainingen) voor één bepaalde kernsport. Een nieuwe aanvraag van dezelfde aanvrager die ziet op een topsportaccommodatie voor dezelfde kernsport, wordt daarom geweigerd.
Onder b Dezelfde kernsport
Voor dezelfde kernsport kan onder paragraaf 2 en paragraaf 3 geen subsidie worden ontvangen. De aanvrager kan onder paragraaf 2 wel voor bijvoorbeeld hippische sport een aanvraag indienen en onder paragraaf 3 voor een andere kernsport, bijvoorbeeld hockey, maar dus niet onder paragraaf 3 een aanvraag indienen voor dezelfde kernsport (in dit voorbeeld voor hippische sport).
Indien de aanvrager op hetzelfde moment twee aanvragen indient voor bijvoorbeeld hippische sport onder paragraaf 2 en ook hippische sport onder paragraaf 3, worden beide aanvragen geweigerd op grond van het bepaalde onder b van artikel 2.3 en artikel 3.4. De aanvrager dient derhalve vooraf een keuze te maken onder welke paragraaf (dus òf onder paragraaf 2 òf onder paragraaf 3) een aanvraag wordt ingediend voor de betreffende kernsport om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie. Het is dus niet mogelijk om zowel onder paragraaf 2 en paragraaf 3 subsidie te ontvangen voor dezelfde kernsport.
Artikelen 2.4, 3.4, 4.4, 5.4, 6.4, 7.5 en 8.4 Subsidievereisten
Onder a Eigen bijdrage
Het subsidievereiste dat de subsidieaanvrager een eigen bijdrage levert van ten minste 50% van de totale projectkosten geeft aan dat de subsidieaanvrager zorg draagt voor de inbreng van een bijdrage van minimaal 50% van de totale projectkosten. Deze financiële inbreng hoeft niet uit eigen middelen te komen en kan zelfs geheel door derden worden gefinancierd.
Artikel 2.4 Subsidievereisten
Onder e Openbaar toegankelijk
Met "openbaar toegankelijk" (bij bijvoorbeeld sportaccommodaties) en "breed toegankelijk" (bij bijvoorbeeld gehandicaptensport) wordt niet alleen verstaan de fysieke toegang tot een accommodatie of evenement, of marktconformiteit van de toegangsprijzen, maar ook een faire bejegening van bijvoorbeeld alle sporters, medewerkers van een evenement en bezoekers. Een faire bejegening houdt ook in dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen personen op grond van bijvoorbeeld godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat en dat er geen sprake is van intimidatie.
Doordat deze subsidievereisten in dit artikel (maar ook in de paragrafen 3, 4, 7 en 8) zijn gesteld als subsidieverplichtingen, hebben Gedeputeerde Staten op grond van de Awb (bijvoorbeeld artikel 4:46, 4:48 en 4:49 van de Awb) de bevoegdheid om verleende subsidie te verlagen of aan het eind van de looptijd lager vast te stellen, indien de subsidieontvanger niet aan die verplichtingen voldoet. In het geval dat niet of niet geheel aan de verplichtingen wordt voldaan, kunnen Gedeputeerde Staten ook overgegaan tot intrekking van de subsidieverlening en betaling van eventuele voorschotten opschorten (artikel 4:56 van de Awb). Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kunnen desnoods door de provincie worden teruggevorderd (artikel 4:57 van de Awb).
Artikelen 2.8, 3.8, 2.9, 3.9, 2.10 en 3.10 Subsidieplafond, subsidiehoogte en verdeelcriteria
Het subsidieplafond geeft het bedrag aan dat voor het lopende begrotingsjaar respectievelijk voor de komende begrotingsjaren tot en met 2016 beschikbaar is voor de verlening van subsidies. Wijzigingen in de beleidsmatige keuzes of de begroting van de provincie Noord-Brabant kunnen aanleiding geven tot een wijzigingsregeling waarin subsidieplafonds worden aangepast.
Omdat de omvang van het voor verstrekking van subsidies beschikbare bedrag wordt beperkt door een subsidieplafond, wordt in de subsidieregeling bepaald hoe de beschikbare gelden over de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen worden verdeeld. In paragraaf 2, 3 en 6 is dit uitgewerkt in een tendersysteem. Bij een tendersysteem moeten aanvragen binnen een bepaalde periode worden ingediend, waarna wordt voorzien in een gelijktijdige beslissing op aanvragen op grond van een onderlinge vergelijking aan de hand van een aantal criteria.
De subsidieaanvragen die voldoen aan alle vereisten worden bij elkaar opgeteld. Indien het totaal van die subsidieaanvragen het subsidieplafond van de tenderperiode niet overschrijdt, komen alle subsidieaanvragen voor subsidie in aanmerking. Indien het totaal van de voornoemde subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond wél te boven gaat, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de kwalitatieve criteria uit artikel 2.10, eerste lid, onder a tot en met f. De subsidie wordt dan verdeeld in de volgorde van de rangschikking totdat het subsidieplafond wordt bereikt. In de situatie dat de hoogst gerangschikte subsidieaanvrager in aanmerking komt voor de maximale subsidiehoogte, heeft subsidieverlening aan deze subsidieaanvrager tot gevolg dat het subsidieplafond automatisch bereikt zal zijn. Alle andere subsidieaanvragen moeten van rechtswege geweigerd worden.
Artikel 2.4, onder g, artikel 2.10, eerste lid, onder d, artikel 3.4, onder h, artikel 3.10, eerste lid, onder d en artikel 4.5 onder c Technologische innovatie
Technologische innovatie kan bijvoorbeeld gericht zijn op toepassingen op het gebied van sporttoestellen, ondergrond of grondbedekking, tribunefaciliteiten, energiegebruik (verlichting, verwarming), cameratechniek of wedstrijdbeelden, bewegingsregistratie of trainingsregistratie en coaching.
§ 4 Fieldlabs voor (top)sportonderzoek
Artikel 4.5 Subsidievereisten
Paragraaf 4 biedt ondersteuning voor het fysiek gestalte geven van een fieldlab. Een fieldlab is echter meer dan een gebouw of sportveld met apparatuur. Het is een ontmoetingsplek waar vertegenwoordigers van de sport (waaronder topcoaches), bedrijven en kennis- en onderzoeksinstellingen samen werken aan innovaties in de sport. Een faciliteit die niet exclusief is voor een bepaalde vereniging, maar waar meerdere sporters, verenigingen en bedrijven (uit de regio, het land of zelfs het buitenland) gebruik van kunnen maken en waar ze kennis kunnen uitwisselen. Dit noemen we ‘open innovatie’. Het fieldlab is niet alleen bedoeld om trainingsanalyses te maken, maar ook echt om producten te ontwikkelen en op de markt te brengen. Dit wordt bedoeld met business creatie. De activiteiten binnen een fieldlab moeten dus niet alleen sportief, maar ook economisch iets opleveren.
Om ervoor te zorgen dat er ook daadwerkelijk activiteiten en projecten plaatsvinden binnen een fieldlab, is een vaste bemensing nodig. Specialisten die vragen vanuit de sport kunnen vertalen naar producten en bedrijven, en vice versa, vandaar dat sprake dient te zijn van een organisatie die het fieldlab operationeel beheert. De bestaande fieldlabs beschikken alle over een fieldlabmanager en werken veel met bewegingswetenschappers en embedded scientists.
De in Eindhoven gevestigde Stichting Sports & Technology heeft veel ervaring met de ontwikkeling van fieldlabs. Zij heeft een groot netwerk van relevante partijen en personen waarmee ze kan schakelen. Zij is op de hoogte van veel initiatieven in Brabant, maar ook daarbuiten en wil deze zo goed mogelijk op elkaar laten aansluiten of elkaar laten versterken. Sports & Technology werkt in opdracht van de provincie en de gemeente Eindhoven. Wil een fieldlab-project in aanmerking komen voor subsidie, dan is inhoudelijke afstemming met Sports & Technology een vereiste.
Artikelen 4.8, 4.9 en 4.10 Subsidieplafond, subsidiehoogte en verdeelcriteria
Het subsidieplafond geeft het bedrag aan dat voor het lopende begrotingsjaar respectievelijk voor de komende begrotingsjaren tot en met 2016 beschikbaar is voor de verlening van subsidies. Wijzigingen in de beleidsmatige keuzes of de begroting van de provincie Noord-Brabant kunnen aanleiding geven tot een wijzigingsregeling waarin subsidieplafonds worden aangepast.
Omdat de omvang van het voor verstrekking van subsidies beschikbare bedrag wordt beperkt door een subsidieplafond, wordt in de subsidieregeling bepaald hoe de beschikbare gelden over de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen worden verdeeld. In artikel 4.10 is dit uitgewerkt in het systeem ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. In dit systeem wordt op subsidieaanvragen beslist in volgorde van ontvangst. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere volledige subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het subsidieplafond zal leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt dan bepaald door middel van loting.
In de situatie dat de totale subsidiabele kosten van de eerste subsidieaanvrager gelijk of hoger zijn dan de maximale subsidiehoogte, heeft dat tot gevolg dat slechts die ene subsidieaanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Door het systeem ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ krijgt deze eerste subsidieaanvrager voorrang en hierdoor zal het subsidieplafond automatisch bereikt zijn. Alle andere subsidieaanvragen moeten van rechtswege geweigerd worden.
§ 6 Ontwikkeling van sporttalenten
Artikel 6.11 Verdeelcriteria
Tweede lid
Een sport is een verzameling van disciplines die door één sportbond worden vertegenwoordigd. Per sport komen maximaal twee disciplines voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt beoogd om binnen de beschikbare middelen meerdere sporten in aanmerking te laten komen.
§ 7 Gehandicaptensport
Artikel 7.5 Subsidievereisten
Derde lid Extra vereisten voor het aanbieden van sportactiviteiten
Onder b Landelijk erkende sportprogramma’s
Bij landelijk erkende sportprogramma’s voor gehandicapten kan in ieder geval gedacht worden aan sportprogramma’s van sportbonden, gehandicaptensport Nederland en andere organisaties die sportprogramma’s voor gehandicapten aanbieden.
Artikel 7.6 Subsidiabele kosten
Voor zover er sprake is van personeels- of arbeidskosten worden deze berekend aan de hand van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant. Kosten voor de inzet van vrijwilligers vallen niet onder deze regeling, maar komen voor subsidie in aanmerking voor zover ze noodzakelijk en adequaat zijn in relatie tot het doel van de subsidie.
§ 8 Breedtesport
Artikel 8.5 Subsidievereisten
Derde lid Extra vereisten voor het aanbieden van sportactiviteiten: landelijk erkende sportprogramma’s
Hierbij kan bij breedtesport in ieder geval gedacht worden aan breedtesportprogramma’s van sportbonden, NOC*NSF, NISB, het Ministerie van VWS, het Ministerie van OCW en andere organisaties die sportprogramma’s voor bijzondere doelgroepen aanbieden.
Artikel 8.7 Subsidiabele kosten
Voor zover er sprake is van personeels- of arbeidskosten worden deze berekend aan de hand van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant. Kosten voor de inzet van vrijwilligers vallen niet onder deze regeling, maar komen voor subsidie in aanmerking voor zover ze noodzakelijk en adequaat zijn in relatie tot het doel van de subsidie.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter | de secretaris |
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk | drs. W.G.H.M. Rutten |