Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Provinciale Staten op 12 oktober 2012 de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het Kader financieel beheer rijkssubsidies zijn geïmplementeerd, alsmede een algehele actualisatie is doorgevoerd;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 17 januari 2012 het Uitvoeringsprogramma Erfgoed 2012-2015 ‘maken dat leven zich hechten kan’ hebben vastgesteld met daarin de aankondiging voor de regelingen Erfgoed in Context en instandhouding monumenten;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten erfgoed willen behouden, toegankelijker willen maken voor Brabanders en bezoekers aan Brabant en willen dat erfgoed nieuwe economische functies krijgt;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 7 april 2009 de Subsidieregeling Cultureel Erfgoed hebben vastgesteld, laatstelijk gewijzigd op 8 januari 2013;
Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling Cultureel Erfgoed aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Algemeen
Erfgoed staat niet op zichzelf, maar is een waardevol onderdeel van onze leefomgeving. Monumenten, cultuurlandschappen en archeologisch erfgoed vertellen het verhaal van de Brabanders van toen, hoe ze ploeterden om hun brood te verdienen, hoe ze rouwden om hun doden, hoe ze streden voor hun vrijheid. De tastbare herinneringen aan deze verhalen maken dat de Brabanders van nu en de Brabanders van straks zich aan Brabant kunnen hechten. Zij vormen een wezenlijk onderdeel van de Brabantse identiteit.
Erfgoed biedt kansen voor het verbeteren van de leefbaarheid van stad en platteland, voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor het trekken van toeristen. Het is aan de Brabanders om deze kansen te grijpen. Waar burgers en bedrijven het initiatief nemen om erfgoed te behouden en beleefbaar te maken,
wil het provinciaal bestuur hen daarbij helpen. Onze hulp bestaat uit het bij elkaar brengen van partijen, uit het bieden van kennis, uit deelname in investeringen, uit borgstellingen voor investeringen en uit cofinanciering. Slechts deze laatste lijn wordt door middel van dit juridisch instrument geoperationaliseerd.
Met het Uitvoeringsprogramma Erfgoed 2012-2015 geeft het provinciaal bestuur van Brabant verder richting en vorm aan de koers die zij heeft uitgezet in de Agenda van Brabant, de Kaderstellende notitie Monumenten 2011 en De transitie van stad en platteland. Het doel van dit algehele proces is dat erfgoed toegankelijker wordt voor Brabanders en bezoekers aan Brabant, dat erfgoed behouden blijft, dat erfgoed nieuwe economische functies krijgt en dat kennis over erfgoed wordt opgebouwd. Onze inspanningen hebben als oogmerk dat meer Brabanders actief zijn met erfgoed in hun omgeving, er meer participatie, betrokkenheid en financiële inzet van burgers en ondernemers is, er meer zorg komt voor erfgoed vanuit samenwerkingsverbanden uit de hele maatschappij en vanuit overheden en er een (re)vitalisering van erfgoed plaatsvindt.
Noord-Brabant zet in op een integrale aanpak – met name bij vraagstukken rond gebiedsontwikkeling – waarbij erfgoed wordt verbonden met leefbaarheid, vestigingsklimaat, ruimtelijke kwaliteit, ecologie, toerisme en economie. Hier is nog pionierswerk te doen waardoor de uitkomsten nog niet altijd concreet te maken zijn.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Paragraafsgewijs
§ 1 Erfgoed in context
Omdat regio’s steeds belangrijker worden, moeten ze innovatiever worden en in de toekomst permanente veerkracht kunnen tonen. Regio’s zullen elkaar in de toekomst steeds scherper beconcurreren op kwaliteit. In dit tijdsgewricht is de ecologische en sociaal-culturele kwaliteit van regio’s steeds vaker doorslaggevend voor de economische ontwikkeling ervan. Om burgers en bedrijven te boeien en talenten te binden, is niet alleen het werk of salaris van belang. De culturele kwaliteit van de leefomgeving en het leefklimaat zijn steeds vaker een doorslaggevende factor. Herkenbaar en aantrekkelijk erfgoed draagt in belangrijke mate bij of een regio aantrekkelijk wordt bevonden. Herkenbaar erfgoed vormt vaak een landmark en kan toonaangevend zijn voor de identiteit en het imago van een regio, stad of dorp.
Deze paragraaf heeft als oogmerk het herkenbaar en aantrekkelijk maken van erfgoed ten behoeve van een toename van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en het leef- en vestigingsklimaat, waarbij het erfgoed in de context van de samenleving wordt geplaatst: ruimtelijk, cultureel, sociaal en economisch. Onze algehele inzet richt zich erop om hardware (restauratie, stenen) en software (draagvlak, bewustzijn, beleving) bij elkaar te brengen om als motor voor nieuwe ontwikkelingen te dienen. Wij focussen ons in deze regeling op projecten binnen de provinciale landschappen zoals benoemd in onze Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en nader aangeduid op onze Cultuurhistorische Waardenkaart. De inzet is de projecten een meerwaarde te laten hebben voor ondernemerschap, recreatie en toerisme en maatschappelijke binding.
De paragraaf voorziet nadrukkelijk niet in de dekking van kosten van restauratie, onderhoud of instandhouding. Daarvoor zijn andere regelingen, zoals het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013 (BRIM) van het Rijk en de paragrafen 4 en 5 van deze regeling. De regeling voorziet uitdrukkelijk in de dekking van kosten van het ruimtelijk tot leven brengen van erfgoed dat onderdeel uitmaakt van een regionaal verhaal, ook wel culturele biografie, cultureel streekdiagram of (historische) canon genoemd. In het project moeten ten minste twee gemeenten participeren.
§ 2 Basistaken musea
Deze paragraaf is bedoeld voor de hulp bij kleinschalige museale projecten die als doel hebben de museale basistaken te verbeteren. Wij ondersteunen hiermee activiteiten van musea welke gericht zijn op structurele kwaliteitsverbetering en professionalisering ten aanzien van de uitvoering van hun basistaken van. Ons oogmerk hierbij is dat het erfgoed behouden blijft en Brabants erfgoed toegankelijker wordt gemaakt voor Brabanders en bezoekers aan Brabant. Deze paragraaf wordt uitgevoerd door Erfgoed Brabant.
§ 3 Eco-archeologisch onderzoek
Recente archeologische ontdekkingen hebben duidelijk gemaakt hoe rijk en gedifferentieerd het archeologisch bodemarchief is in de Brabantse beekdalen. In veel gevallen blijkt de conservering van het bodemarchief zeer goed te zijn, vanwege de ligging van dit archief beneden het grondwater. De beekdalen hebben echter ook een groot maatschappelijk belang vanwege de actualiteit van het water- en natuurbeheer. De sterke wijzigingen in het mondiale klimaat alsook de verscherpte doelstellingen in het Europese milieubeleid dwingen met name waterschappen tot tal van nieuwe initiatieven op het gebied van het kwalitatieve en kwantitatieve waterbeheer. Dit heeft tot gevolg dat grootschalige ingrepen in de regionale beeksystemen onvermijdelijk zijn. Deze ingrepen zullen gelet op het Verdrag van Malta gepaard gaan met archeologische onderzoeken. Te voorzien is echter dat belangrijke eco-archeologische waarden onderzocht dienen te worden, omdat zij niet ter plekke behouden kunnen worden. Bij deze archeologische onderzoeken in met name natte contexten, zoals beekdalen, worden veelal zeer vergankelijk erfgoed aangetroffen, waarvan het onderzoek zeer kostenintensief is. Deze paragraaf is bedoeld voor de hulp voor het behoud van deze eco-archeologische waarden en het behoud van informatie van deze eco-archeologische waarden, indien en voor zover de initiatiefnemer van het ruimtelijk project de (mate van) aanwezigheid van deze waarden redelijkerwijze niet had kunnen voorzien. Het behoud van dit erfgoed levert een belangrijke bijdrage aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in de provincie Noord-Brabant.
§ 4 Instandhouding molens
Deze paragraaf wordt uitgevoerd door de Monumentwacht Noord-Brabant en biedt een mogelijkheid tot financiële ondersteuning van de instandhouding van monumentale molens en molenrompen in de provincie Noord-Brabant met als oogmerk dat het erfgoed behouden blijft voor Brabanders en bezoekers aan Brabant. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de eigenaar en/of beheerder een instandhoudingsplan opstelt en uitvoert. Per molen kan één keer per zes jaar subsidie worden verleend.
§ 5 Restauratie molens
Molens zijn landmarks in het Brabantse landschap. Zij geven een gebied een unieke herkenbaarheid. In tijden van snelle ontwikkelingen, is het goed dat we aandacht besteden aan de dingen die blijven. En om deze monumenten in de toekomst te laten voortbestaan. Deze monumenten vragen om een duurzaam behoud. Oogmerk van deze paragraaf is het inlopen van de restauratie-achterstand voor molens, die zijn geplaatst op de rijksmonumentenlijst. Deze molens kennen in onze provincie een grotere restauratieachterstand dan elders. De Molenstichting Noord-Brabant heeft een molenconsulent benoemd die met de moleneigenaren plannen gaat ontwikkelen. Gedeputeerde Staten subsidiëren restauratiewerkzaamheden aan rijksmonumenten. De werkzaamheden moeten sober en doelmatig zijn en staan in dienst van het behoud van de cultuurhistorische waarden. Verplaatsing of completering van molenfragmenten valt buiten de regeling.
§ 6 Restauratie her te bestemmen kerken
Kerken zijn ankerpunten in de Brabantse dorpen en steden. Zij geven de omgeving een unieke herkenbaarheid en vertellen het verhaal van het ontstaan en de ontwikkelingen van gemeenschappen. In tijden van snelle ontwikkelingen, is het goed dat we aandacht besteden aan de dingen die blijven. En om deze monumenten in de toekomst te laten voortbestaan. Deze monumenten vragen om herbestemming ten behoeve van hun duurzame instandhouding. Oogmerk van deze paragraaf is het inlopen van de restauratieachterstand voor kerken die worden herbestemd. Het gaat om kerkgebouwen die zijn geplaatst op de rijksmonumentenlijst. De Stichting Behoud en Herbestemming Religieus Erfgoed gaat in overleg met eigenaren en andere partners uit het veld plannen ontwikkelen voor restauratie en herbestemming. Gedeputeerde Staten subsidiëren de restauratiewerkzaamheden aan deze rijksmonumenten. Ook is subsidie mogelijk voor tijdelijke instandhouding van deze kerkgebouwen. Het eigenaarsdeel in de financiering moet rond zijn evenals de herbestemming. Dit laatste geldt niet voor de tijdelijke instandhouding. De werkzaamheden moeten sober en doelmatig zijn en staan in dienst van het behoud van de cultuurhistorische waarden.
§ 7 Regionale geschiedbeoefening
In ons Uitvoeringsprogramma Erfgoed 2012-2015 geven wij aan dat relevante kennis moet worden gecommuniceerd aan onderwijs, ondernemers, inwoners en bezoekers van binnen en buiten Brabant. Deze paragraaf is bedoeld om activiteiten, projecten en publicaties op het gebied van Noord-Brabantse cultuur- en geschiedbeoefening te stimuleren. De paragraaf wordt uitgevoerd door Erfgoed Brabant. Ons oogmerk is hierbij niet alleen kennis over erfgoed op te laten bouwen, maar ook om meer participatie, betrokkenheid en financiële inzet van burgers en ondernemers te stimuleren op het gebied van het erfgoed in Noord-Brabant.
§ 8 Prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemtfonds
Relevante kennis over erfgoed moet worden gecommuniceerd aan onderwijs, ondernemers, inwoners en bezoekers van binnen en buiten Brabant. Wetenschappelijk historisch onderzoek, doorlopende leerlijnen en multimediale ontsluiting worden in de context van economie en ruimte geplaatst. Het nieuw op te starten Kenniscentrum Erfgoed moet via zijn gebundelde kennis en deskundigheid op het gebied van cultureel erfgoed, geschiedenis, streektaal en volkscultuur in Brabant bij dragen aan het verduurzamen van erfgoed. Deze paragraaf maakt de uitgave van wetenschappelijke monografieën over de Noord-Brabantse geschiedenis mogelijk en wordt uitgevoerd door Erfgoed Brabant. Ons oogmerk hiermee is niet alleen kennis over erfgoed op te laten bouwen, maar ook om meer participatie, betrokkenheid en financiële inzet van burgers en ondernemers te stimuleren op het gebied van het erfgoed in Noord-Brabant.
Subsidieplafond, subsidiehoogte en verdeelcriteria
Het subsidieplafond geeft het bedrag aan dat voor het lopende begrotingsjaar respectievelijk voor de komende begrotingsjaren tot en met 2015 beschikbaar is voor de verlening van subsidies. Wijzigingen in de beleidsmatige keuzes of de begroting van de provincie Noord-Brabant kunnen aanleiding geven tot een wijzigingsregeling waarin subsidieplafonds worden aangepast.
Omdat de omvang van het voor verstrekking van subsidies beschikbare bedrag wordt beperkt door een subsidieplafond, wordt in de subsidieregeling bepaald hoe de beschikbare gelden over de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen worden verdeeld. In artikel 1.13 en artikel 3.12 is dit uitgewerkt in het systeem ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. In dit systeem wordt op subsidieaanvragen beslist in volgorde van ontvangst. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere volledige subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het subsidieplafond zal leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt dan bepaald door een rangschikking te maken van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen op basis van de percentuele hoogte van de eigen bijdrage en die van derden. Indien toepassing hiervan leidt dat aanvragen op een gelijke plaats eindigen wordt rangschikking bepaald op basis van de hoogste eigen bijdrage. Als na toepassing van vorenstaande blijkt dat aanvragen op een gelijke plaats eindigen, dan wordt rangschikking bepaald door loting. In paragraaf 4 van deze subsidieregeling is eveneens sprake van deze verdeelmethodiek.
In paragrafen 2, 5, 6, 7 en 8 wordt gewerkt met een tendersysteem. Bij het tendersysteem in deze paragrafen moeten aanvragen binnen een in de regeling bepaalde periode worden ingediend, waarna wordt voorzien in een gelijktijdige beslissing op aanvragen op grond van een onderlinge vergelijking aan de hand van een aantal criteria.
De subsidieaanvragen die voldoen aan alle vereisten worden bij elkaar opgeteld. Indien het totaal van die subsidieaanvragen het subsidieplafond van de tenderperiode niet overschrijdt, komen alle subsidieaanvragen voor subsidie in aanmerking. Indien het totaal van de voornoemde subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond wél te boven gaat, maken Gedeputeerde Staten
voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de kwalitatieve criteria uit artikel 2.13, 5.12 , 6.13, 7.12 en 8.12. De subsidie wordt dan verdeeld in de volgorde van de rangschikking totdat het subsidieplafond wordt bereikt. In de situatie dat de hoogst gerangschikte subsidieaanvrager in aanmerking komt voor de maximale subsidiehoogte, heeft subsidieverlening aan deze subsidieaanvrager tot gevolg dat het subsidieplafond automatisch bereikt zal zijn. Alle andere subsidieaanvragen moeten van rechtswege geweigerd worden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter | de secretaris |
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk | drs. W.G.H.M. Rutten |