Bijlagen A tot en met G behorende bij de Subsidieregeling Natuur en Landschap Noord-Brabant
MOOP
In bijlage A tot en met F zijn de gehanteerde normbedragen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 van de subsidieregeling opgenomen. Bijlage G heeft betrekking op artikel 16. Inhoud:
- -
Bijlage A Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en aanleg kleine landschapselementen ter uitvoering van deze subsidieregeling.
- -
Bijlage A1 Subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van beplantingen.
- -
Bijlage A2 Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van poelen.
- -
Bijlage A3 Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor het herstel van kleine landschapselementen.
- -
Bijlage B Richtlijnen en normen voor het onderdeel Instandhouding kleine landschapselementen van artikel 13 lid 2 van de beleidsregel subsidie natuur en landschap.
- -
Bijlage C Richtlijnen en normen voor het onderdeel kleinschalige natuurontwikkeling van artikel 14 lid 2 van deze subsidieregeling.
- -
Bijlage D Richtlijnen en normen voor het onderdeel Biotoopverbetering van artikel 15 lid 2 van deze subsidieregeling.
- -
Bijlage E Richtlijnen en normen voor het onderdeel Ecologische verbindingszones ter uitvoering van artikel 16 lid 6 van deze subsidieregeling, en deels van toepassing op artikel 17 lid 6 betreffende het onderdeel Ontsnippering van gemeentelijke wegen.
- -
Bijlage F Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en behoud monumentale lanen op landgoederen ter uitvoering van artikel 18 lid 4 van deze subsidieregeling.
- -
Bijlage G Handreiking inrichtingsvisie ecologische verbindingszones
Bijlage A
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en aanleg kleine landschapselementen ter uitvoering van artikel 12 lid 3 van deze subsidieregeling
A1: Subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van beplantingen
Beplantingsprojecten komen slechts dan in aanmerking voor subsidie als minimaal 100 stuks bosplantsoen of 10 laanbomen -niet zijnde hoogstamfruitbomen of leibomen- worden aangeplant. Daarbij is per beplantingsvlak slechts één beplantingsgroep (zie bijlage A1a) subsidiabel. Hierbij gelden de volgende uitzonderingen:
Voor erfbeplantingen is dit minimum 200 stuks bosplantsoen; · Voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter zijn maximaal 2 beplantingsgroepen subsidiabel; Beplantingsprojecten binnen een aaneengesloten hekwerk of schutting zijn niet subsidiabel.
Vanwege de mogelijke risico’s van plantenziekten en plagen is alleen plantmateriaal van Nederlandse of autochtone herkomst subsidiabel.
In de subsidienorm voor de aanleg van een beplantingselement is o.a. opgenomen: grondbewerking, aankoop materiaal (plantsoen, boompalen e.d.), aanleg van de beplanting (arbeid) en 1 jaar onderhoud. De normkosten voor de aanleg van beplantingen zijn berekend op basis van de Standaard-Eenheids-Prijzen van de Dienst Landelijk Gebied 2006 en de Begrotingsprijslijst voor bos- en haagplantsoen, veren en laanbomen seizoen 2005/2006 van Bronnen (voorheen Staatsbosbeheer Dienstverlening Productgroep Zaad en Plantsoen), en zijn voor de daarop volgende jaren geïndexeerd volgens de Consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens. De berekening van de inrichtingskosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten. Rasterkosten ter bescherming van beplantingselementen die buiten het erf worden aangelegd zijn ook subsidiabel. De normkosten voor rasters zijn berekend op basis van het Normenboek Natuur, Bos en Landschap 2006, en zijn voor de daarop volgende jaren geïndexeerd volgens de Consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens.
Inboet ter vervanging van niet aangeslagen beplanting is subsidiabel tot maximaal 10% van het gesubsieerde aantal per beplantingsgroep.
Voorbereidingskosten (planvorming en bestek) zijn niet in de normkosten verwerkt. Deze kosten worden aanvullend gesubsidieerd, met de restrictie dat de voorbereidingskosten die voor subsidie in aanmerking komen niet hoger zijn dan 6% (planvorming door aanvrager zelf) of 20% (planvorming door extern bureau) van de subsidiabele uitvoeringskosten (100% normkosten).
Voor projecten op erven geldt de restrictie dat de subsidie voor planvorming maximaal € 160,00 kan bedragen. Voor gemeentelijke erfbeplantingsacties is dit maximaal € 80,00 per erf. De maximale subsidie voor de uitvoeringskosten (materiaal, plantsoen) bedraagt in dat geval maximaal 50% van de subsidiabele uitvoeringskosten.
De criteria, randvoorwaarden en subsidienormen zijn uitgewerkt in de tabellen A1a, A1b en A1c.
Tabel A1a: Overzicht criteria en randvoorwaarden voor aanleg van beplantingen
Beplantings-groep* | Minimale leeftijd/maat | Maximaal te subsidiëren aantal per oppervlakte- /of lengte eenheid | Te subsidiëren sortiment | Maximaal aantal te subsidiëren per project |
---|
Bosplantsoen | 2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm | 6400 st per hectare; plantverband minimaal 1,25m x 1,25m of 1,50m x 1,00m | Zie bijlage A1b | |
Haag-plantsoen | 2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm | 4 st per meter haag | Zie bijlage A1b | Op erf maximaal 400 st subsidiabel |
Veren | Lengte minimaal 150 cm | 12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter | Zie bijlage A1b | n.v.t. |
Laanbomen excl. Hoogstam-fruitbomen | Minimaal maat 10-12 mm; 2x verplant | 12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter | Zie bijlage A1b | n.v.t. |
Hoogstam-fruitbomen | Minimaal maat 6-8 cm | 156 st per hectare; plantafstand minimaal 10 meter | Zie bijlage A1b | Op erven maximaal 10 st; eventueel meer dan 10 stuks subsidiabel als aanleg past in cultuurhistorische context. |
Leibomen | Minimaal maat 10-12 mm; 2x verplant | n.v.t. | Zie bijlage A1b | Maximaal 5 stuks subsidiabel |
Knotwilgen | Onbewortelde 3 jarige stek of bewortelde stek maat 10-12 cm | 20 st per 100 meter; plantafstand minimaal 5 meter | Zie bijlage A1b | n.v.t |
Snelgroeiend loofhout | 1 jarige bewortelde stek | 625 st per hectare | Zie bijlage A1b | n.v.t. |
* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking. Sortiment
Tabel A1b: Overzicht te subsidiëren boom- en struiksoorten
Sortiment | Te subsidiëren soorten per beplantingsgroep |
---|
Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Bosplantsoen X= te subsidiëren soort | Laanbomen/veren + indeling subsidie categorie |
Abeel, grauwe | Populus canescens | | B c.v. |
Appel, wilde | Malus sylvestris | X | |
Berk, ruwe | Betula pendula | X | B |
Berk, zachte | Betula pubescens | X | |
Bes, aal- | Ribes rubrum | X | |
Bes, zwarte | Ribes nigrum | X | |
Beuk | Fagus sylvatica | X | C |
Bosroos | Rosa arvensis | X | |
Eglantier | Rosa rubiginosa | X | |
Eik, zomer- | Quercus robur | X | C |
Eik, winter- | Quercus petrea | X | C |
Els, zwarte | Alnus glutinosa | X | A |
Esdoorn, gewone | Acer pseudoplatanus | | B c.v. |
Esdoorn, noorse | Acer plantanoides | | B |
Es, gewone | Fraxinus excelsior | X | B c.v. |
Gagel | Miryca gale | X | |
Gelderse roos | Viburnum opulus | X | |
Haagbeuk | Carpinus betulus | X | C |
Hazelaar | Corylus avellana | X | |
Heggeroos | Rosa corymbifera | X | |
Hondsroos | Rosa canina | X | |
Hulst | Ilex aquifolium | X | |
Iep, div .klonen | Ulmus ‘ ‘ | | B c.v. |
Iep, steel- | Ulmus laevis | X | |
Kardinaalsmuts | Euonymus europaeus | X | |
Kastanje, tamme | Castanea sativa | X | B |
Kers, zoete | Prunus avium | X | B c.v |
Kornoelje, rode | Cornus sanguinea | X | |
Vervolg tabel A1b |
Sortiment | Te subsidiëren soorten per beplantingsgroep |
Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Bosplantsoen X= te subsidiëren soort | Laanbomen/veren en indeling subsidie categorie |
Kornoelje, gele | Cornus mas | X | |
Kraagroos | Rosa agrestis | X | |
Krenteboompje | Amelanchier lamarckii | X | |
Liguster, wilde | Ligustrum vulgare | X | |
Linde, kleinbladige | Tilia cordata | X | C c.v. |
Linde, grootbladige | Tilia platyphyllos | | B |
Linde, zilver- | Tilia tomentosa | | C |
Linde, Hollandse | Tilia vulgaris | X | C |
Lijsterbes | Sorbus aucuparia | X | |
Meidoorn, eenstijlige | Crataegus monogyna | X | |
Meidoorn, tweestijlige | Crataegus laevigata | X | |
Mispel | Mespilus germanica | X | |
Noot | Juglans regia | | C |
Paardekastanje | Aesculus hippocastan. | X | C c.v. |
Plataan, gewone | Platanus acerifolia | | B |
Peer, wilde | Pyrus pyraster | X | |
Populier, zwarte | Populus nigra | | A c.v. |
Populier – ‘Canadapopulier’ | Populus x canadensis | | A.c.v. |
Sleedoorn | Prunus spinosa | X | |
Veldesdoorn | Acer campestre | X | |
Vlier, gewone | Sambucus nigra | X | |
Vlier, berg | Sambucus racemosa | X | |
Vogelkers, inheemse | Prunus padus | X | |
Vuilboom | Rhamnus frangula | X | |
Wegedoorn | Rhamnus catharticus | X | |
Wilg, amandel- | Salix triandra | X | |
Vervolg tabel A1b |
Sortiment | Te subsidiëren soorten per beplantingsgroep |
Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Bosplantsoen X= te subsidiëren soort | Laanbomen/veren en indeling subsidie categorie |
Wilg, bittere | Salix purpurea | X | |
Wilg, bos- | Salix caprea | X | |
Wilg, grauwe | Salix cinerea | X | |
Wilg, kat- | Salix viminalis | X | |
Wilg, geoorde | Salix aurita | X | |
Wilg, kraak- | Salix fragilis | X | |
Wilg, kruip- | Salix repens | X | |
Wilg, laurier- | Salix pentandra | X | |
Wilg, schiet- | Salix alba | X | A c.v. |
Hoogstamfruitbomen | Diverse soorten | | A |
Te subsidiëren cultivars (c.v.) van laanbomen
Van een aantal soorten laanbomen zijn een beperkt aantal cultivars subsidiabel. Het gaat hierbij om de volgende cultivars: Fagus sylvatica ‘Purpurea’, Populus canescens ‘De Moffart en Witte van Haamstede’; Acer pseudeplatanus ‘ Negenia en Rotterdam’; Fraxinus excelsior ‘ Eureka, Altena, Atlas en Westhof’s Glorie ‘; Ulmus ‘Dodoens Clusius en Lobel’; Prunus avium ‘ Landscape Bloom en Plena’; Tilia cordata ‘ Erecta en Roelvo’; Tilia vulgaris ‘Pallida’; Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’; Populus x canadensis ‘div. cultivars’; Populus nigra ‘div. cultivars m.u.v. Italica’; Salix alba ‘ Liempde, Belders’.
Tabel A1c: Normen 2008 voor de aanleg van beplantingen (incl. BTW)
Aanleg beplantingen |
Onderdeel | Plantsoensoort* | Normkosten per eenheid |
Aanplant laanbomen (maat 10-12) |
Kleigrond | Laanboom cat. A | € 44,50/st |
Zand- en veengrond | Laanboom cat. A | € 38,59/st |
Kleigrond | Laanboom cat. B | € 53,26/st |
Zand- en veengrond | Laanboom cat. B | € 47,34/st |
Kleigrond | Laanboom cat. C | € 56,55/st |
Zand- en veengrond | Laanboom cat. C | € 51,70/st |
Aanplant veren (175-200 cm) |
Kleigrond | Veren cat. A | € 9,79/st |
Zand- en veengrond | Veren cat. A | € 7,46/st |
Kleigrond | Veren cat. B | € 13,06/st |
Zand- en veengrond | Veren cat. B | € 10,73/st |
Kleigrond | Veren cat. C | € 13,06/st |
Zand- en veengrond | Veren cat. C | € 10,73/st |
Aanplant bosplantsoen (2 jarig, maat 60-100) |
Kleigrond, conventioneel geteeld en van nederlandse herkomst | Bosplantsoen | € 1,56/st |
Zand- en veengrond, conventioneel geteeld en van nederlandse herkomst | Bosplantsoen | € 1,28/st |
Kleigrond; dijktalud Conventioneel geteeld en van nederlandse herkomst | Bosplantsoen | € 2,34/st |
Aanplant haagplantsoen voor geschoren hagen(2 jarig, maat 60-100) |
Kleigrond | Haagplantsoen | € 1,56/st |
Zand – en veengrond | Haagplantsoen | € 1,28/st |
Aanplant onbewortelde wilgenstek voor knotbomen |
Kleigrond | wilgenstek | € 9,79/st |
Zand- en veengrond | wilgenstek | € 7,46/st |
Indien biologisch geteeld (EKO keurmerk) plantsoen wordt gebruikt worden de normkosten per eenheid met de volgende bedragen verhoogd:
1. bos- en haagplantsoen; € 0,15 per stuk extra 2. veren; €2,50 per stuk extra 3. laanbomen; € 5,00 per stuk extra
Vervolg Tabel A1c |
Plaatsen rasters ter bescherming van beplanting (alleen van toepassing voor elementen die buiten het erf worden gerealiseerd ) |
Plaatsen nieuw veeraster, duurzame palen** op 4 meter afstand met 2 puntdraden (inclusief materiaal) | € 4,16/meter |
Plaatsen nieuw elektrisch raster, duurzame palen op 10 meter afstand met 2 draden (inclusief materiaal) | € 3,41/meter |
Plaatsen nieuw schapenraster, duurzame palen op 3 meter, gelijkmazig zwaar ursusgaas, hoogte 100 cm (inclusief materiaal) | € 8,78/meter |
Plaatsen boombeschermer, type schaap 1 duurzame boompaal van 250x10cm, 120 cm pantanetgaas met maaswijdte van 10x5 cm en hoogte van 150 cm (inclusief materiaal) | € 17,59/st |
Plaatsen boombeschermer, type rund 2 duurzame boompalen van 250x10 cm, 150 cm pantanetgaas met maaswijdte van 10x5 cm en hoogte van 200 cm (inclusief materiaal) | € 46,26/st |
* Voor overzicht te subsidiëren soorten en indeling categorieën laanbomen zie bijlage A1b ** Tot de duurzame palen worden palen van inlandse eik, tamme kastanje of acacia gerekend.
A2: Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor de aanleg van poelen
Subsidie kan alleen worden verstrekt indien de projectloctatie (1) gelegen is binnen het aandachtsgebied en (2) de betreffende locatie geschikt is voor poelaanleg. Een locatie is geschikt als de grondwaterstand tijdens de zomerperiode niet lager dan 120 cm onder het maaiveld staat. De taluds van de poel moeten flauw zijn, minimaal 1:3, en de diepte van de poel is maximaal 2,5 meter. De poel heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m2. Er vindt geen nevengebruik plaats, met uitzondering van het gebruik als drinkvoorziening voor vee.
Voor de aanleg en het herstel van een poel zijn de volgende werkzaamheden subsidiabel: het uitzetten van het object, uitgraven en transport grond, verwerken vrijkomende grond, het betreffende perceel waarop het zand wordt verwerkt in oude staat herstellen, herstel rijpaden en rasterkosten ter bescherming van het element.
Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van een offerte of begroting. De offerte of begroting wordt getoetst aan Standaard-Eenheids-Prijzen van Dienst Landelijk Gebied. De totale kosten voor poelenaanleg die voor subsidie in aanmerking komen is op zand- en veengronden maximaal € 4,00 per m3 grondverzet (excl. BTW) en € 4,50 per m3 grondverzet (excl. BTW) op kleigronden. Het grondverzet wordt gesubsidieerd tot maximaal 600 m3 per poel.
Tabel A2a: Overzicht subsidiemogelijkheden poelenaanleg
Locatie aan te leggen poel * | Subsidie per eigendomscategorie |
Particulier | Gemeente / Waterschap |
Erf in het aandachtsgebied ** | 50% van de kosten met maximum van € 225,00 per poel (incl. BTW) | n.v.t. |
Overig terrein met een agrarische of natuurbestemming in het aandachtsgebied | 80% van de kosten | 50% van de kosten |
* Voor beschrijving locatie zie artikel 2 lid n en o. ** Het aandachtsgebied is gedefinieerd in artikel 2 lid p. In het geval dat aanleg van een poel plaatsvindt buiten het aandachtgebied, maar binnen een straal van een 100 meter van een bestaand of aan te leggen bos/struweel/houtsingel of moeras van minimaal 1 hectare plaatsvindt, wordt dit project ook beschouwd als zijnde een project in een aandachtsgebied.
A3: Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor het herstel van kleine landschapselementen
In de provincie kan aan gemeenten met een subsidieregeling voor periodiek landschapsonderhoud (bijvoorbeeld de Regeling Etten-Leur of Subsidieregling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant) een éénmalige bijdrage worden toegekend voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen van particulieren en gemeente (maximaal 25% van de totale oppervlakte/lengte) buiten het erf op basis van vastgestelde normbedragen of een offerte.
De normkosten voor herstel van kleine landschapselementen zijn berekend op basis van de Tijdnormen voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en recreatieve voorzieningen (IMAG; Groene Boek). De berekening van de kosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.
De normkosten zijn in tabel A3a opgenomen. Deze normen gelden bij uitvoering in eigen beheer door de eigenaar. Wanneer het wegwerken van achterstallig onderhoud door een gemeente gestructureerd wordt opgezet en uitgevoerd worden door één of meerdere aannemers, wordt subsidie toegezegd op basis van een offerte. De offerte wordt getoetst aan de normen in tabel A3a.
Tabel A3a: Normen voor het wegwerken van achterstallig onderhoud (incl. BTW)
Onderdeel | Vergoeding per onderhoudsbeurt |
Houtwallen en houtsingels |
Werkzaamheden: vellen, snoeien en verbranden/versnipperen takhout |
Bedekking > 60% 50-100 stammen per are met diameter > 9 cm | € 133,76 per are |
Bedekking 20-60% 9 cm | € 96,68 per are |
|
Hakhoutbosje |
Werkzaamheden: vellen, snoeien |
Bedekking hakhout > 60% 50-100 stammen per are met diameter > 9 cm | € 55,51 per are |
Vervolg Tabel A3a |
Onderdeel | Vergoeding per onderhoudsbeurt |
Elzensingel |
Werkzaamheden: vellen, snoeien en verbranden/versnipperen takhout |
100-150 stammen per 100 meter met diameter > 9 cm | € 4,38,00 per meter |
50-100 stammen per 100 meter met diameter > 9 cm | € 3,63 per meter |
9 cm | € 2,70 per 100 meter |
|
Griendje |
Werkzaamheden: kappen en neerdrukken | |
Bedekking hakhout > 60% 50 stobben per are | € 26,15 per are |
|
Knotbomen(rij) |
Werkzaamheden: knotten, takhout versnipperen |
Diameter stam
| € 10,48 per stuk |
Diameter stam 30-60 cm*, gemiddeld 30 telgen per knot | € 28,83 per stuk |
Diameter stam 60-80 cm*, gemiddeld 40 telgen per knot | € 38,01 per stuk |
|
Bomen(rij) – bomen ouder dan 20 jaar |
Werkzaamheden: snoeien en versnipperen takhout |
Diameter stam 20-40 cm | € 12,00 per stuk |
Diameter stam 40-80 cm | € 22,69 per stuk |
Diameter stam > 80 cm | € 35,34 per stuk |
|
Struweelhaag |
Werkzaamheden: afzetten struweelhaag en takhout versnipperen |
Voor iedere haag | € 390,00 per 100 meter haag |
|
Poel |
Werkzaamheden: opschonen van de poel |
Voor één of meerdere poelen | Op basis van een offerte |
* diameter gemeten op 130 cm boven maaiveld
Bijlage B
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Instandhouding kleine landschapselementen van artikel 13 lid 2 van deze subsidieregeling.
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor de instandhouding van kleine landschapselementen.
De in deze bijlage opgenomen periodieke bijdragen voor het onderhoud van landschapselementen is alleen van toepassing op bestaande en nieuwe landschapselementen op dijken die onderdeel uitmaken van het project Dijk van een Landschap (Intentieverklaring Dijk van een Landschap). De bijdrage is 100% van de vastgestelde normbedragen (zie tabel B1a). Een bijdrage kan verkregen worden voor het onderhoud van landschapsbomen, knotbomen, struweel en poelen. Voor de poelen geldt dat ze aan de voet van de dijk gelegen moeten zijn.
In de subsidienorm voor onderhoud van beplantingen is begrepen: het afzetten van beplantingen, inclusief uitsnoeien en korten van de stammen en het versnipperen van het takhout voor alle elementen met uitzondering van brede beplantingselementen omdat bij deze elementen het snoeihout op andere wijze kan worden verwerkt.
De normkosten voor Instandhouding kleine landschapselementen zijn berekend op basis van de Tijdnormen voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en recreatieve voorzieningen (IMAG; Groene Boek). De berekening van de kosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.
De normkosten zijn in tabel B1a opgenomen. Deze normen gelden bij uitvoering in eigen beheer door de eigenaar. Wanneer het beheer gestructureerd wordt opgezet en uitgevoerd worden door één of meerdere aannemers, wordt subsidie toegezegd op basis van een offerte. De offerte wordt getoetst aan de normen in tabel A3a.
Tabel B1a: Normen 2006 voor het onderhoud van beplantingen op dijken in het West-Brabant (project Dijk v/e Landschap)
Onderdeel | Vergoeding per onderhoudsbeurt |
Struweel |
Werkzaamheden: vellen, snoeien en verbranden/versnipperen takhout |
Bedekking > 60% 50-100 stammen per are met diameter > 9 cm | € 133,76 per are |
Bedekking 20-60% 9 cm | € 96,68 per are |
|
Knotbomen(rij) |
Werkzaamheden: knotten, takhout versnipperen |
Diameter stam
| € 10,48 per stuk |
Diameter stam 30-60 cm*, gemiddeld 30 telgen per knot | € 28,83 per stuk |
Diameter stam 60-80 cm*, gemiddeld 40 telgen per knot | € 38,01 per stuk |
|
Bomen(rij) – bomen ouder dan 20 jaar |
Werkzaamheden: snoeien en versnipperen takhout |
Diameter stam
| € 7,80 per stuk |
Diameter stam 20-40 cm | € 15,59 per stuk |
Diameter stam 40-80 cm | € 22,69 per stuk |
Diameter stam > 80 cm | € 35,34 per stuk |
|
Poel |
Werkzaamheden: opschonen poel |
Voor één of meerdere poelen | Op basis van offerte |
* diameter gemeten op 130 cm boven maaiveld
Bijlage C
Richtlijnen en normen voor het onderdeel natuurbouw van artikel 14 lid 2 van deze subsidieregeling
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor kleinschalige natuurontwikkeling
Bijlage C heeft betrekking op de aanleg van natuurvriendelijke oevers en overige projecten waarbij door ontgraving gunstige situaties voor natuurontwikkeling worden gecreëerd. In tabel C zijn de subsidiabele activiteiten omschreven.
Tabel C: Overzicht subsidiabele activiteiten
Onderdeel | Te subsidiëren kosten |
Planvorming Bestek | Uitvoering door aanvrager zelf: Planvorming: 3% van de uitvoeringskosten Bestek : 3% van de uitvoeringskosten Uitvoering door extern adviesbureau: Planvorming: werkelijke kosten met maximum van 10% van de uitvoeringskosten Bestek : werkelijke kosten met maximum van 10% van de uitvoeringskosten Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten. |
Inrichting | De inrichtingskosten komen tot een maximum van € 50.000,-per hectare in te richten gebied voor subsidie in aanmerking. Tot de inrichtingskosten worden gerekend: - het uitzetten van het object - uitgraven en transport grond - verwerken vrijkomende grond, indien van toepassing het betreffende perceel waarop de vrijkomende grond wordt verwerkt in oude staat herstellen - herstel rijpaden - rasterkosten ter bescherming van het element De kosten van uitbestede werken als van werken die in eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de inrichting van een gebied zijn subsidiabel. Het subsidiebedrag wordt toegekend op basis van een begroting of een of meerdere offerte(s). De begroting of offerte wordt getoetst aan de Standaard-Eenheids-Prijzen Dienst Landelijk Gebied. |
Overige kosten |
Archeologisch onderzoek: Legeskosten: Kosten bemonstering ten behoeve van inrichting: Uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en risico: Onvoorzien: | Werkelijke kosten subsidiabel Werkelijke kosten subsidiabel Werkelijke kosten subsidiabel Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 15% van de totale uitvoeringskosten. Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van de totale uitvoeringskosten. |
Bijlage D
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Biotoopverbetering van artikel 15 lid 2 van deze subsidieregeling
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor biotoopverbetering
Bijlage D heeft betrekking op de aanleg van voorzieningen voor kwetsbare diersoorten die niet in het kader van artikel 14 gesubsidieerd kunnen worden. Voorzieningen waar aan gedacht kan worden zijn ondermeer aanleg van steile wanden voor oeverzwaluwen en aanleg van vleermuizenverblijven. Bij een aanvraag van een dergelijke voorziening zal de Stichting zich laten adviseren door terzake deskundige over de ecologische meerwaarde van de voorziening. In tabel D zijn de subsidiabele activiteiten nader omschreven.
Tabel D: Overzicht subsidiabele activiteiten
Onderdeel | Te subsidiëren kosten |
Planvorming Bestek | Uitvoering door aanvrager zelf: Planvorming: 3% van de uitvoeringskosten Bestek: 3% van de uitvoeringskosten Uitvoering door extern adviesbureau: Planvorming: werkelijke kosten met maximum van 10% van de uitvoeringskosten Bestek: werkelijke kosten met maximum van 10% van de uitvoeringskosten Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten (aanneemsom) |
Inrichting | Tot de inrichtingskosten worden gerekend: - het uitzetten van het object - het aanbrengen van de betreffende voorziening De kosten van uitbestede werken als van werken die in eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de voorziening zijn subsidiabel. Het subsidiebedrag wordt toegekend op basis van een begroting of een of meerdere offerte(s). |
Overige kosten |
Legeskosten: Uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en risico: | Werkelijke kosten subsidiabel Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 20% van de totale uitvoeringskosten. |
Onvoorzien | Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van de totale uitvoeringskosten. |
Bijlage E
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Ecologische verbindingszones ter uitvoering van artikel 16 lid 6 van deze subsidieregeling, deels van overeenkomstige toepassing op het onderdeel Ontsnippering van gemeentelijke wegen (artikel 17 lid 6).
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor ecologische verbindingszones.
Bijlage E heeft betrekking op de aanleg van ecologische verbindingszones en deels ontsnippering van gemeentewegen. In tabel E zijn de subsidiabele activiteiten nader omschreven.
Onderdeel | Te subsidiëren kosten |
Planvorming, bestek en directievoering |
Planvorming Bestek | Uitvoering door waterschap of gemeente zelf: Planvorming: 3% van de uitvoeringskosten Bestek: 3% van de uitvoeringskosten Uitvoering door extern adviesbureau: Planvorming: werkelijke kosten met maximum van 10% van de uitvoeringskosten Bestek: werkelijke kosten met maximum van 10% van de uitvoeringskosten Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten (aanneemsom) |
Kosten voor aankoop of inbreng van eigen gronden ten behoeve van een ecologische verbindingszone door waterschap en/of gemeente |
Aankoop/ontpachting gronden algemeen: | - In het buitengebied komt gemiddeld 2,5 hectare grond per strekkende kilometer verbindingszone voor subsidie in aanmerking. - Binnen bestaand stedelijk gebied is gemiddeld 5,0 hectare grond per strekkende kilometer verbindingszone subsidiabel. |
Aankoop van gronden: | Subsidiabel zijn de kosten voor grondaankoop mits zij niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk Gebied. Afwijkende situaties moeten voorgelegd worden aan Adviescommissie EVZ. |
Vervolg Tabel E | |
Waardedaling | Subsidiabel zijn de kosten voor waardedaling van de inzet van eigen agrarische gronden van waterschap en/of gemeente, mits deze niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk Gebied. Voor de restwaarde van gronden die omgezet worden in ‘natuur’ wordt 10 % van de grondprijs aangehouden. |
Ontpachting: | Subsidiabel zijn de kosten voor ontpachting mits zij niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk Gebied. |
Personeelskosten voor verwerving en/of ontpachting: | Werkelijke kosten tot een maximum van 5% van de som van de grondprijs. |
Notariële kosten: | Werkelijke kosten subsidiabel |
Onderdeel | Te subsidiëren kosten |
Inrichting |
Inrichting algemeen: | De kosten van uitbestede werken als van werken die in eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de inrichting van de ecologische verbindingszone met een gemiddelde breedte van 25 meter in het buitengebied en 50 meter binnen het stedelijk zijn subsidiabel. De inrichtingskosten komen tot een maximum van € 50.000,- per hectare in te richten zone voor subsidie in aanmerking. Afwijkende situaties moeten voorgelegd worden aan Adviescommissie EVZ. De begroting wordt getoetst aan de hand van de Standaard-Eenheids-Prijzen (SEP) Dienst Landelijk Gebied. |
Kleinschalige faunavoorzieningen voor landnatuur: | Zie artikel 17: Ontsnippering van gemeentelijke wegen |
Overige kosten |
Archeologisch onderzoek: | Werkelijke kosten subsidiabel |
Vooronderzoek kabels en leidingen: | Werkelijke kosten subsidiabel |
Legeskosten: | Werkelijke kosten subsidiabel |
Kosten bemonstering ten behoeve van inrichting: | Werkelijke kosten subsidiabel |
Uitvoeringskosten , algemene kosten, winst en risico: | Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 20% van de totale uitvoeringskosten |
Onvoorzien: | Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van de totale uitvoeringskosten |
Kosten opstellen accountantsverklaring: | Werkelijke kosten subsidiabel |
Bijlage F
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en behoud monumentale lanen op landgoederen ter uitvoering van artikel 18 lid 4 van deze subsidieregeling.
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen voor herstel en behoud monumentale lanen op particuliere landgoederen
De subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen voor het herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen zijn vastgelegd in het beoordelingskader Behoud en herstel van monumentale lanen op particuliere landgoederen (GS 22 april 2008), een en ander zoals dit door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal blad. Hierin zijn zowel de criteria en voorwaarden opgenomen waaraan een lanenplan–zoals bedoeld in artikel 18 lid 3– moet voldoen, als ook de uitvoeringsmaatregelen welke voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen. Op basis van deze criteria worden subsidiebeschikkingen opgesteld. In bijzondere gevallen kunnen GS alleen op basis van een advies van de commissie van experts voor de beoordeling van lanenplannen hiervan afwijken.
Bijlage G
Handreiking inrichtingsvisie ecologische verbindingszones, vastgesteld door de Adviescommissie EVZ op 16 oktober 2007
De Adviescommissie EVZ toetst subsidieaanvragen voor ecologische verbindingszones, welke in het kader van deze subsidieregeling bij het Coördinatiepunt Landschapsbeheer zijn ingediend. De Adviescommissie richt zich daarbij met name op de ecologische onderbouwing van inrichtingsvisies. Het uitgangspunt van de commissie daarbij is dat in een goede visie de volgende vragen worden beantwoord:
1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone verbonden?
Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief bronvermelding).
2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten aanzien van de keuze van deze doelsoorten?
Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt zijn.
In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te geven van alle mogelijke doelsoorten [1]
Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden voor de verbindingszone?
Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben. Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt (qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden. Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.
Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een inrichtingsvisie worden gegeven.
4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de gekozen doelsoorten?
In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef- of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.
5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op elkaar afgestemd?
In de visie is aangegeven waar –en met welke frequentie– er binnen de verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone plaatsvindt.
Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met (extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.
6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en cultuurhistorische aspecten?
De Adviescommissie neemt deze aspecten bij de beoordeling van inrichtingsvisie zijdelings mee en adviseert zonodig over opvallende zaken. Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan: · een voorstel tot bosaanleg in een gebied met een typisch open landschappelijk karakter; · het voorstel tot hermeandering van een gegraven waterloop (graaf, leij, turfvaart); · het voorstel tot een inrichtingsprofiel van een laaglandbeek in de bovenloop van een waterloop of omgekeerd; · het voorstel om een natte EVZ aan te leggen over of door een dekzandrug; · het voorstel om een gebied in te richten volgens het natuurdoeltype ‘nat schraalland’ op een locatie waar geen kwel verwacht wordt.
Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie kort wordt aangegeven of bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de inrichting.(Ten aanzien van aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden verdient het aanbeveling om hierover vooraf te overleggen met de provinciaal adviseur.)
In meer algemene zin stelt de Adviescommissie een korte en bondige rapportage op prijs. Als richtlijn kan worden meegegeven dat de ecologische onderbouwing (vraag 1 t/m 3) voor één ecologische verbindingszone in maximaal 1 à 2 A4 beantwoord moet kunnen worden.
[1] Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen de EHS kan vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende functie van de verbindingszone. (Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als doelsoort kiezen we daarom voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’)