Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten, gelet op de urgente kwantitatieve en kwalitatieve
woningbehoefte in de provincie Noord-Brabant, het wenselijk achten een subsidieregeling
op te stellen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten, gelet op deze behoefte in de subsidieregeling
een paragraaf wensen op te nemen om collectieve wooninitiatieven van particulieren
en sociaal ondernemers te stimuleren tot woningbouw en om die reden subsidies wensen
te verstrekken voor zowel de haalbaarheidsfase als de ontwikkelfase van woningbouwprojecten;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Bijlage 1 behorende bij artikel 1.6, tweede lid, onderdeel b, onder 4°, van de Subsidieregeling
wonen, bouwen en leefomgeving
Duurzaam woningbouwplan
Subsidievoorwaarde is dat in het duurzaam woningbouwplan voor de realisatie van een
woningbouwproject invulling is gegeven aan minimaal twee van de volgende bouwmethodes:
natuurinclusief, klimaatadaptief, circulair, biobased en carbon stored bouwen, blijkend
uit concrete maatregelen in het ontwerp van de woningen en in de woonomgeving.
A.Natuurinclusief bouwen
Natuurinclusief bouwen is een vorm van duurzaam bouwen waarbij zodanig gebouwd en
ingericht wordt dat een woning (of bouwwerk) resp. de directe omgeving bijdraagt aan
de lokale biodiversiteit (meer plant- en diersoorten) en natuurwaarden.
Concrete maatregelen voor woningen (of bouwwerken) zijn:
- •
Neststenen voor vogels;
- •
Kasten voor vleermuizen;
- •
Nokvorst: de opening onder de nokvorst kan de ingang zijn naar een nestplaats van
de gierzwaluw. Ook vleermuizen maken hier graag gebruik van;
- •
In kieren tussen kozijn, vensterbank en muur kunnen vleermuizen gaan zitten. Hetzelfde
geldt voor ruimtes achter boeiboorden, windveren en betimmering in de nok van een
kopse gevel;
- •
Spouw: via stootvoegen of andere spleten kruipen vleermuizen graag in de spouw. Bij
sommige huistypes nestelt de huismus ook in de spouw;
- •
Goot: de huiszwaluw maakt zijn nest graag onder de dakgoot;
- •
Dakpannen: onder dakpannen kunnen nesten zitten van de huismus, spreeuw of gierzwaluw.
Ook vleermuizen kunnen hier verblijven;
- •
Dakoverstek: ruimtes tussen de dakoverstek en de muur worden door vleermuizen gebruikt
als toegang tot de spouw. Onder de onderste rijen dakpannen zitten vaak nesten van
de huismus. De huiszwaluw maakt zijn nest graag onder de dakoverstek.
Concrete maatregelen voor de directe leefomgeving zijn:
B.Klimaatadaptief bouwen
Maatregelen voor een betere klimaatbestendigheid zijn het verminderen van hittestress
en betere berging van water bij overmatige neerslag en droogte, zoals:
- •
Afkoppeling hemelwater;
- •
Infiltratie hemelwater;
- •
Wateropslag/-berging;
- •
Groen dak, blauw dak, bruin dak;
- •
Vergroening buitenruimte;
- •
Geïntegreerde CO2-reductiemaatregelen;
- •
Integraal klimaatadaptief (water)plan.
C.Circulair bouwen
Circulair bouwen is gestoeld op twee pijlers:
- •
Gebruik zoveel mogelijk bestaande materialen, elementen en producten. Risico is dat
deze milieuonvriendelijke elementen bevatten, zoals glaswol;
- •
Gebruik zoveel mogelijk (nieuwe) materialen die milieuvriendelijk en vrij van toxische
stoffen zijn. Gebruik de materialen op zo’n manier dat ze weer demontabel en remontabel
zijn.
Circulaire materialen en producten hebben de volgende kenmerken:
- •
Circulaire materialen kunnen biobased zijn, maar ook (deels) worden gewonnen uit geologische
afzettingen en/of fossiele materialen als deze overvloedig aanwezig zijn in de natuur
en worden gewonnen zonder milieuschade;
- •
Circulaire producten zijn producten die herbruikbaar zijn zonder downcycling (naar
een inferieur product) aan het einde van de levensduur. Zij hebben niet alleen de
mogelijkheid om hergebruikt te worden, maar de leverancier geeft ook informatie over
het kringloopproces en de terugname regeling;
- •
Circulaire materialen die niet hergebruikt of teruggenomen worden, brengen na het
einde van hun gebruiksduur geen schade toe aan het milieu. Ook niet als deze materialen
in de natuur terechtkomen.
In het duurzaam woningbouwplan dient aangegeven te worden op welke wijze invulling
gegeven wordt aan de verschillende niveaus van circulariteit op de R-ladder. Uitgangspunt
daarbij is: hoe hoger op de R-ladder, hoe beter:
- 1.
Refuse: weigeren/voorkomen gebruik;
- 2.
Reduce: gebruiken van minder grondstoffen;
- 3.
Redesign: herontwerpen met oog op circulariteit;
- 4.
Re-use: product hergebruiken (tweedehands);
- 5.
Repair: onderhouden en repareren;
- 6.
Refurbish: product opknappen;
- 7.
Remanufacture: nieuw product van secundaire (tweedehands) materialen;
- 8.
Re-purpose: hergebruiken product in andere toepassing;
- 9.
Recycle: verwerken en hergebruiken materialen;
- 10.
Recover: energie terugwinnen.
D.Biobased bouwen
Biobased materialen zijn gedefinieerd als:
- •
Materialen afkomstig uit de levende natuur, gemaakt van dierlijk materiaal of van
schimmels, planten, bacteriën die ecologisch verantwoord geteeld, geoogst, behandeld,
gebruikt en hergebruikt worden, en veelal een lager gewicht hebben dan reguliere bouwmaterialen
(voorbeelden: hout, bioplastics, etc.);
- •
Grondstoffen uit veeteelt, tuin-, land- en bosbouw, uitgaande van regeneratieve teelt
die de ecologisch gezonde condities van de oogstlocatie waarborgt, nu en later;
- •
Materialen die tijdens de levensduur van een gebouw opnieuw kunnen groeien;
- •
Materialen die tijdens het groeiproces aanzienlijke hoeveelheden CO2 opslaan, waardoor
in een biobased gebouw deze CO2 langdurig opgeslagen zit;
- •
Materialen die na de levensduur van een gebouw herbruikbaar zijn als grondstof in
een nieuw bouwmateriaal of in de natuur;
- •
Materialen die optimaal ingezet worden via prefabricage, waardoor minder bewerking
op de bouwplaats plaatsvindt. Dit zorgt voor minder vervoersbewegingen, de bouwtijd
(en overlast voor de omgeving) neemt aanzienlijk af, en de uitstoot van stoffen en
afval tijdens het bouwproces wordt aanzienlijk verlaagd.
E. Carbon stored bouwen
Doel van carbon stored bouwen is CO2-vrij bouwen. Middelen zijn onder meer carbon
based design en toepassing van materialen die (netto) CO2 opslaan. De meeste traditionele
bouwmaterialen hebben een hoge CO2-uitstoot (beton, bakstenen, cement, glas en steenwol,
etc.). Veel biobased bouwmaterialen kennen een opslag van CO2, zoals hout, stro, bamboe,
vlas, hennep, etc.
Naast naar materiaalgebonden emissies, kan ook gekeken worden naar operationele emissies,
ofwel de emissies tijdens de gebruiksfase, gedurende de levensduur.
In het duurzaam woningbouwplan wordt aangegeven op welke wijze en met behulp van welke
concrete maatregelen CO2-uitstoot wordt beperkt.
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling wonen, bouwen en leefomgeving Noord-Brabant
I. Algemeen
Inleiding
De woningbehoefte in Noord-Brabant is op dit moment zowel kwalitatief als kwantitatief
hoog. In het ‘Actieprogramma Nieuwe Woonvormen en Zelfbouw’ positioneren Gedeputeerde
Staten de realisatie van nieuwe woonvormen en (collectieve) zelfbouw meer in het hart
van de woonopgave. De collectieve vormen binnen de zogenaamde ‘derde bouwstroom’ leveren
maatschappelijk gewenste woonproducten op, die aansluiten bij de vraag en de toekomstige
bewoners maximale zeggenschap geven bij het vormgeven van hun woonwensen. De totstandkoming
van deze projecten is niet vanzelfsprekend, en verdient specifieke ondersteuning van
overheden. Paragraaf 1 van deze subsidieregeling sluit hierop aan.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit brengt met zich dat een aantal aspecten van de verstrekking
van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. Ook de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op de subsidies die verstrekt worden op grond van deze subsidieregeling. Zo geldt
er op grond van de Asv een meldingsplicht voor de subsidieontvanger als hij de gesubsidieerde
activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen
verricht. Gedeputeerde Staten kunnen naar aanleiding van die melding, afhankelijk
van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen of een gewijzigde
verleningsbeschikking vaststellen. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle
blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering
inclusief wettelijke rente.
Deze subsidieregeling is een zogenaamde ‘aanbouwregeling’. Indien andere subsidies
op het gebied van wonen, bouwen of leefomgeving in de toekomst gewenst zijn, dan kunnen
deze worden verstrekt op grond van een nieuwe, aan deze regeling toe te voegen paragraaf.
Staatssteun
In sommige gevallen kan een verstrekte subsidie staatssteun inhouden. Voor paragraaf
1 van deze subsidieregeling zal dit slechts in beperkte mate gelden. De activiteiten
van een collectief wooninitiatief worden normaal gesproken zonder winstoogmerk uitgeoefend
en komen slechts ten goede aan de particuliere deelnemers van dit initiatief. Deze
begunstigden van de subsidie oefenen met andere woorden geen economische activiteiten
uit. Staatssteun is in dat geval uitgesloten.
Coöperatieve verenigingen en sociale ondernemingen kunnen echter wel economische activiteiten
uitoefenen. De de-minimisverordening van de Europese Commissie maakt het mogelijk
dat overheden steun kunnen verlenen tot een bedrag van € 200.000 per onderneming.
Dit maximum geldt over een periode van drie belastingjaren. Indien een aanvrager dit
bedrag reeds heeft ontvangen, wordt de subsidieaanvraag geweigerd (zie artikel 1.5,
onder b).
II. Artikelsgewijs
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Het begrip ‘collectief wooninitiatief’ is ruim gedefinieerd. Elke groep natuurlijke
personen wordt als collectief wooninitiatief aangemerkt, mits het initiatief rechtspersoonlijkheid
heeft. De meest voor de hand liggende vorm daarbij is een vereniging of een coöperatieve
vereniging.
Artikel 1.2 Doelgroep
Naast het collectief wooninitiatief kan ook een sociale onderneming een subsidieaanvraag
doen. Een sociale onderneming is een onderneming die voldoet aan de Code sociale ondernemingen
en om die reden is opgenomen in het Register sociale ondernemingen.
Artikel 1.3 Subsidievorm
Op grond van paragraaf 1 van de subsidieregeling worden subsidies verstrekt in de
vorm van een geldbedrag (voor het oprichten van een wooninitiatief en/of voor het
opstellen van een duurzaam woningbouwplan). Daarnaast kan nog een subsidie in de vorm
van een geldlening worden verstrekt. Deze is bedoeld voor het verder uitwerken van
het te realiseren woningbouwproject door middel van het opstellen van een programma
van eisen, een voorlopig ontwerp, een definitief ontwerp en een bestek.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Voor elk van de drie in artikel 1.4 genoemde activiteiten kan een subsidie verstrekt
worden. De subsidies voor de diverse onderdelen kunnen al dan niet gelijktijdig aangevraagd
worden.
De subsidiabele activiteiten, genoemd onder b en c omvatten tevens de proces- en projectbegeleiding.
Bij de activiteit genoemd onder a (oprichting van een CPO) is de procesbegeleiding
facultatief. Eventuele project- en procesbegeleiding dient plaats te vinden door een
onafhankelijk procesbegeleider (zie artikel 1.6, eerste lid, onder e).
Artikel 1.6 Subsidievereisten
In het eerste lid zijn de vereisten opgenomen die gelden voor alle in artikel 1.4
genoemde activiteiten. Het tweede lid ziet uitsluiten op de activiteit van artikel
1.4 onder c (de zgn. ontwikkelkosten).
Eerste lid, onder e
Onder een onafhankelijke procesbegeleider wordt verstaan dat de procesbegeleider geen
enkel belang heeft bij ontwerp, bouw of exploitatie van de woningen in het project.
Tweede lid
onder b, aanhef
Er is een format voor het duurzaam woningbouwplan beschikbaar op de website van de
provincie Noord-Brabant. Voor het aspect duurzaamheid dient voldaan te worden aan
de vereisten genoemd in bijlage 1 bij de subsidieregeling.
onderdeel b, onder 2°
Er is een format intentieverklaring gemeente beschikbaar op de website van de provincie
Noord-Brabant.
onder d en e
Als bij de subsidieaanvraag de NHG-grens voor het volgende jaar al bekend is gemaakt,
mag met dat bedrag worden gerekend in het duurzaam woningbouwplan, waar het gaat om
de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen.
onder f
Er is een format intentieverklaring eigenaar grond of gebouw beschikbaar op de website
van de provincie Noord-Brabant.
Artikel 1.13 Subsidieverlening
Voor de geldlening wordt een geldleningsovereenkomst gesloten. Een concept daarvan
is te vinden op de website van de provincie Noord-Brabant. Pas na het sluiten van
de overeenkomst, wordt de subsidie verstrekt.
Artikel 1.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de start van de bouw zal de externe financiering voor de woningen zijn geregeld.
Op dat moment kan de geldlening worden afgelost. Indien de bouw niet binnen twee jaar
kan starten wegens onvoorziene omstandigheden, dan kan Gedeputeerde Staten op verzoek
die termijn verlengen met maximaal een jaar.
Artikel 1.16 Verantwoording
Voor subsidies boven de € 125.000 is bepaald dat deze niet volgens arrangement 3 uit
de Asv hoeven te worden verantwoord met een financieel verslag en een accountantsverklaring.
Een activiteitenverslag volstaat. Artikel 22, lid 13 van de Asv biedt de ruimte om
een lager arrangement toe te passen indien de risicoanalyse op de subsidieregeling
dit rechtvaardigt. Aangezien op grond van paragraaf 1 van deze regeling subsidies
boven de € 125.000 uitsluitend zullen worden verstrekt in de vorm van een geldlening,
is het risico laag. De geldleningsovereenkomst waarborgt immers de terugbetaling van
de lening. Bovendien wordt er niet afgerekend op werkelijke kosten, maar worden er
lumpsumbedragen per woning beschikbaar gesteld. Een activiteitenverslag waaruit het
aantal woningen blijkt dat gerealiseerd zal worden, volstaat dan ook.
Artikel 1.17 Subsidievaststelling
De subsidies die in de vorm van een vast geldbedrag worden verleend, zullen ambtshalve
worden vastgesteld. Dat betekent dat de subsidieontvanger geen aanvraag tot vaststelling
hoeft te doen, maar slechts op verzoek van Gedeputeerde Staten een activiteitenverslag
moet overleggen. Gedeputeerde Staten zal de subsidie vaststellen binnen 22 weken nadat
de activiteit verricht moet zijn (artikel 20, zesde lid Asv).
Artikel 1.18 Evaluatie
Twee jaar na openstelling wordt de regeling geëvalueerd. Bezien wordt dan of er aanpassingen
nodig zijn en of de regeling voor een langere periode wordt opengesteld.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. P.J. Buijtels